6.1.1 Inkomsten in verband met meerderjarige inwoners
Inwonende familieleden, vrienden en bekenden
De schuldenaar is verplicht alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om zijn inkomen
te vergroten. Om deze reden is hij in principe altijd verplicht om aan inwonende
gezinsleden, familieleden en andere personen een vergoeding voor het gebruik van de
woning te vragen. Ook indien geen bijdrage wordt betaald, wordt een bedrag als fictief
inkomen berekend en ingevoerd. Dit verhoogt het inkomen.
Daar staat tegenover dat in veel gevallen ook het vtlb omhoog gaat als de huurtoeslag
en mogelijk de uitkering van schuldenaar verlaagd wordt in verband met het inkomen
van deze overige inwoners.
De (fictieve) bijdrage wordt ingevoerd als inkomen onder het kopje “tegemoetkoming
inwonendenâ€. Dit geldt bij alleenstaande schuldenaren en bij paren die gehuwd zijn in
gemeenschap van goederen.
Let op: deze bijdrage wordt niet als inkomen opgevoerd in de situatie van één of beiden
partners in de regeling, geen gemeenschap van goederen. In deze situaties moet de
bijdrage in mindering worden gebracht op de gehele woonlasten alvorens dit in te voeren
in de calculator. Zie ook 3.3.1.
Onder “meerderjarige inwoner†wordt verstaan: iedere volwassene die bij de schuldenaar
in huis woont en voor de berekening van de beslagvrije voet niet wordt aangemerkt als
partner. Dus zowel meerderjarige kinderen als derden.
Er worden drie categorieën inwoners onderscheiden:
1. Meerderjarige kinderen die studeren en recht hebben op een OV-kaart.
Indien het kind studeert en een OV-kaart heeft, kan een bijdrage in de woonlast
achterwege blijven. Of kinderen wel of niet bepaalde bijverdiensten hebben, kan dus
in het midden worden gelaten: het is immers niet ongebruikelijk dat studerende
kinderen bij hun ouders inwonen en de schuldeisers worden daardoor niet benadeeld
ten opzichte van de situatie dat zij uitwonend zouden zijn. Hierbij wordt in
Volgnummer: 2018:1; bijgewerkt tot 1 januari 2018
37
aanmerking genomen dat kinderen die een substantieel inkomen hebben, niet in
aanmerking komen voor een OV-kaart.
2. Meerderjarige kinderen tussen 18 en 21 jaar die geen recht hebben op een OV-kaart
Tot 21 jaar geldt voor ouders een wettelijke onderhoudsplicht. Gelet hierop dient
alleen een bijdrage in de woonlast in aanmerking te worden genomen als de
schuldenaar door het inwonend zijn van zijn kind uitkeringen, heffingskortingen en/of
kwijtschelding van bijvoorbeeld gemeentelijke belastingen en/of toeslagen derft. De
bijdrage wordt dan gesteld op het gederfde bedrag.
Voor alle duidelijkheid: het gaat hier om het bedrag dat de schuldenaar derft omdat
zijn kind in- in plaats van uitwonend is. Niet om het bedrag dat hij sowieso minder
ontvangt omdat zijn kind meerderjarig wordt.
3. Overige meerderjarige inwoners
Van overige meerderjarige inwoners mag verwacht worden dat zij een bijdrage
leveren in de woonlasten. Het (fictief) inkomen wordt dan gesteld op de hoogste van
de twee volgende bedragen:
a. Een evenredig deel van de netto-woonlasten berekend naar rato van het aantal
bewoners. Voor berekening van het aantal bewoners geldt dat indien er meerdere
minderjarige kinderen zijn, deze samen voor één persoon tellen (kleinkinderen
tellen niet mee indien hun ouders inwonend zijn).
Bij een huurwoning wordt voor de netto-woonlasten uitgegaan van:
huur + servicekosten -/- huurtoeslag;
Bij een koopwoning wordt voor de netto-woonlasten uitgegaan van:
hypotheekrente + 0,058% van de WOZ-waarde -/- de belastingteruggaaf -/-
tegemoetkoming in de woonlasten; of
b. Het bedrag dat de schuldenaar door het inwonen aan uitkeringen,
heffingskortingen en/of kwijtschelding van bijvoorbeeld gemeentelijke belastingen
en/of toeslagen derft.
De derde optie: het bedrag dat de schuldenaar, na aftrek van een forfaitair bedrag voor
kost- en/of inwoning, daadwerkelijk als bijdrage in de woonlasten van de inwoner(s)
ontvangt , is vanaf januari 2018 komen te vervallen. Deze optie leverde zelden het
hoogste bedrag van de drie berekeningen op en daarnaast bestaat er veel
onduidelijkheid over het begrip kostgeld. In de bijlage onder hoofdstuk 6 staat overigens
nog wel vermeld wat het Nibud hanteert als richtlijnen voor voeding, energie, water en
wassen.
Tweepersoonshuishouden en beslagvrije voet
Bij de berekening die de deurwaarder hanteert van de beslagvrije voet van een
alleenstaande met een inwonend meerderjarig kind, wordt uitgegaan van een
tweepersoonshuishouden. De vtlb-calculator gaat uit van een éénpersoonshuishouden.
Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de beslagvrije voet, omdat bij een
tweepersoonshuishouden een lagere maximale verhoging van de woonkosten geldt dan
bij een éénpersoonshuishouden. Destijds is er voor gekozen om in de calculator de
inwonende kinderen niet als extra personen mee te tellen. Het verschil tussen de
correctie bij een één- of tweepersoonshuishouden was toen ook minimaal. In de loop der
jaren is het verschil echter steeds groter geworden. Aanpassing van de calculator aan de
berekening van de deurwaarder zou leiden tot wijziging van de berekening van het
bedrag dat de schuldenaar derft door inwoning van het meerderjarig kind.
Na de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zal dit verschil in
berekening zich niet meer voordoen. De werkgroep heeft er daarom voor gekozen om de
Volgnummer: 2018:1; bijgewerkt tot 1 januari 2018
38
vtlb-calculator niet aan te passen voor de – naar verwachting – betrekkelijk korte
periode die rest tot de invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet.